Berichten

Windturbines en Europees recht

Het vraagstuk van de relatie tussen windturbines en Europees recht blijft zorgen voor jurisprudentie die geen recht doet aan dwingende regels van de SMB-richtlijn (2001/42/eu).

Al sinds de uitspraak inzake d’Oultremont uit 2016 (C-290/15) wordt getracht te ontkomen aan de gevolgen van de richtlijn. Met de uitspraak inzake Delfzijl (ECLI:NL:RVS:2021:1395) is de Afdeling weliswaar uiteindelijk omgegaan, maar de consequenties daarvan worden ten onrechte gebagatelliseerd en ontweken in plaats van op de juiste wijze in de praktijk gebracht. Die gevolgen zien onder andere op het feit dat de uitspraak inzake het Nevele-arrest (C-24/19) ook gevolgen heeft voor bestaande windparken, de RES ‘sen ook plannen en programma’s vormen in de zin van de SMB-richtlijn en dus ook SMB-beoordelingsplichtig zijn en ook op de voormalige windturbinevoorschriften gebaseerde plannen, besluiten en vergunningen rechtstreeks in strijd zijn met dwingendrechtelijke Unierechtelijke normen. Op de bevoegde gezagen rust ambtshalve de verplichting aldus vergunde turbines direct stil te zetten en de strijd met het Unierecht op te heffen. Die legalisatie kan behoudens in hoogst uitzonderlijke gevallen niet volgens het formuleren van eigen normen.

Mr Peter A. de Lange heeft de relatie tussen windturbines en het Europese recht inclusief van belang zijnde jurisprudentie beschreven in het volgende artikel: Windturbines en Europees recht

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Mr Peter A. de Lange.

Battenoord verlaten: uitspraak Afdeling over de gevolgen van de zaak Nevele voor Nederland

Op 30 juni 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan ‘Windpark Delfzijl Uitbreiding 2020’ (202003882/1/R3). Het gaat ook in deze rechtszaak over de vraag of het arrest van het Europese Hof van Justitie te Luxemburg in de Belgische zaak Nevele meebrengt dat voor onderdelen van het Nederlandse Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling die gaan over windturbines een uitgebreid milieueffectrapport had moeten worden gemaakt of niet. Eerder publiceerden wij al over die rechtsvragen, onder andere in Regels windturbines in strijd met Europees Recht (III) en Uitspraak Nevele-arrest en de gevolgen voor vergunningen van windturbines in Nederland.

De Raad van State heeft met de uitspraak de vaste jurisprudentie van Battenoord verlaten. Europees recht dwong en dwingt tot een voorafgaande milieubeoordeling voor windturbinenormen. Voor de algemene normen voor geluid, slagschaduw en veiligheid die in Nederland gelden voor de bouw en het gebruik van windturbines moet op grond van het Europese recht dus zo’n milieubeoordeling gemaakt worden. Tot die tijd mogen deze algemene normen in het Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling niet worden gebruikt voor windturbineparken. Deze uitspraak heeft ook gevolgen voor vergelijkbare ruimtelijke besluiten voor windturbineparken in Nederland. De regering is nu aan zet om zo’n milieubeoordeling te maken.

De uitspraak betekent in beginsel niet dat er in de tussentijd geen nieuwe besluiten meer kunnen worden genomen over windturbineparken. Het bevoegd gezag kan in een bestemmingsplan eigen normen stellen, als deze normen maar goed worden gemotiveerd voor het concrete bestemmingsplan. Hoe zonder een materieel toetsingskader dan te beoordelen is dat in dat concrete geval wordt voldaan aan de bescherming of verbetering van de mens en diens leefomgeving is echter volstrekt onduidelijk. Er zal immers met name op grond van de Strategische Milieu Beoordelingsrichtlijn vooraf met wetenschappelijke zekerheid moet worden vastgesteld dat geen verslechtering optreedt. Die bepalingen zijn voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk. Zonder een deugdelijk toetsingskader is dat praktisch vrijwel niet mogelijk, met name niet nu in de praktijk de turbines steeds meer hinder en overlast bezorgen, ook omdat deze steeds hoger worden en langere wieken hebben en dichter in de buurt van de bebouwing en woningen komen te staan. Ook blijken er wel degelijk verbanden te bestaan tussen windturbines en mogelijke gezondheidsschade. Daar wordt steeds meer over bekend en gepubliceerd. Het is intussen de planwetgever dus niet toegestaan om bestemmingsplannen vast te stellen waarvan realisatie zich niet verdraagt met de windturbinebepalingen. De uitvoerbaarheid van het plan is dan niet verzekerd.

De stelling dat windturbines per definitie duurzaam zijn en goed voor mens en milieu is met deze uitspraak volledig op losse schroeven komen te staan. Nederland blijkt welbeschouwd belangrijke en duidelijke Europese afspraken, verdragen, wetten, richtlijnen en regels gedurende zeer lange tijd niet en niet juist te hebben nageleefd. De effectieve rechtsbescherming van de burger, diens lijf, goed en omgeving is daarmee lange tijd eigenlijk een wassen neus geweest. Deze uitspraak is een opmaat om aan die praktijk een einde te maken. Het stellen van prejudiciële vragen op dit onderdeel acht de Afdeling niet noodzakelijk, nu het Nevele-arrest ter zake duidelijk is. Die duidelijkheid moet er nu ook komen voor bestaande en overlastgevende parken.

Omwonenden van bestaande parken kunnen met deze uitspraak in de hand om intrekking vragen van eerder verleende vergunningen. Een op het Europees recht gebaseerde modelbrief staat op onze website.

Het is nu de hoogste tijd om serieus werk te maken van echte innovatie, serieuze duurzaamheid en werkelijke burgerparticipatie, zoals ook onder andere het Verdrag van Aarhus dat van meet af aan heeft bedoeld. Dus effectieve inspraak op het moment dat alle opties nog open staan, niet berekenen, geen jaargemiddelden, maar concreet meten, tijdig het volledige dossier krijgen, om mee te praten en mee te beslissen. In het belang van ons land en van ons allemaal.

Voor meer informatie: Mr Peter A. de Lange

Model intrekkingsbrief vergunningen windturbines

Op 6 april 2021 vindt de mondelinge behandeling plaats van de mogelijke gevolgen van het Nevele-arrest (C-24-19) door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Onder andere in verband met die uitspraak is het mogelijk het bevoegd gezag of de bevoegde gezagen reeds nu te vragen om intrekking van reeds eerder verleende vergunningen. Een tekst daarvoor treft u onderstaand aan. Deze tekst mag vrij gebruikt worden.

Op basis van de inhoud van de modeltekst kan, uiteraard ook al voordat vergunningverlening aan de orde of in aanvraag is, het bevoegd gezag of kunnen de bevoegde gezagen uitdrukkelijk gewezen worden op met name de onverenigbaarheid met het Unierecht. Waar nodig kan daaraan thans voor alsdan een aansprakelijkheidsstelling aan verbonden worden. De bevoegde gezagen dragen dan wetenschap en er is een schot voor de boeg gegeven op het punt van mogelijke aansprakelijkheid.

Het artikel over het aangetoonde verband tussen windturbines en mogelijke gezondheidsschade vindt u hier op onze website.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Mr Peter de Lange

Modeltekst:

“”
Aan het bevoegd gezag

Geacht

Bij besluit van XXX  heeft u als bevoegd gezag het bestemmingsplan gewijzigd en /of (een) omgevingsvergunning(en) verleend voor het realiseren en exploiteren van windturbines in XXX.
De Raad van State heeft in de uitspraak van XXX (ECLI:NL:RVS:XXX:XXX) het hoger beroep  ongegrond verklaard en de vergunningen aangepast c.q. in stand gehouden, zoals blijkt uit de uitspraak.

Ik wijs u er op dat het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg op 25 juni 2020 in de zaak Aalter en Nevele (ECLI:EU:2020:503) opnieuw en verstrekkender heeft uitgemaakt dat plannen en programma’s met aanzienlijke milieugevolgen op straffe van nietigheid vooraf planMER getoetst dienen te worden. Dat betekent kort gezegd voor de situatie hier te lande dat het Activiteitenbesluit en Activiteitenregeling vooraf die toetsing hadden moeten ondergaan. Dat is echter niet gebeurd. Dat betekent dat een rechtsgeldig toetsingskader voor de realisatie en exploitatie van het beoogde windpark ontbreekt en derhalve het beoogde windpark niet vergund noch gerealiseerd mag worden.

Ook de Raad van State heeft in deze uitspraak van het Hof inmiddels aanleiding gezien daarover expliciet vragen te stellen aan partijen in lopende bodemprocedures. De mondelinge behandeling daarvan vindt plaats / heeft plaatsgevonden op dinsdag 6 april 2021.

In het licht van de vaste en steeds verder aangescherpte rechtspraak van het Europese Hof is aannemelijk dat de vaste rechtspraak van de Raad van State op dit punt niet langer houdbaar is, want rechtstreeks in strijd met het Europese recht.

De norm die uit de Strategische Milieubeoordelingsrichtlijn volgt is dat een plan of programma met aanzienlijke milieugevolgen slechts dan mag worden vergund als vooraf met wetenschappelijke zekerheid is vastgesteld dat de gezondheid van de mens en diens leefomgeving wordt beschermd of verbeterd. Dit ziet zowel op de volksgezondheid als op de persoonlijke gezondheid van individuele omwonenden. Met mogelijke aantasting van de gezondheid van omwonenden wordt bovendien inbreuk gemaakt op de grondrechten van cliënten.

Nu feit van algemene bekendheid is dat ten minste 9% van alle omwonenden ernstige hinder en overlast van windturbines ervaart en mogelijk gezondheidsschade ondervindt, betekent dit dat vergunningverlening feitelijk al niet reëel mogelijk is. Hinder en overlast toebrengen aan buren en omwonenden kwalificeert bovendien ook civielrechtelijk als onrechtmatig en is in strijd met het burenrecht (artikel 5:37 BW).

In januari 2021 is bijgaand wetenschappelijk rapport verschenen. Daaruit blijkt dat er een verband is tussen windturbines en mogelijke gezondheidsschade.

Omwonenden hebben voorts niet kunnen vaststellen dat er een transparante procedure is opengesteld en gevolgd met behulp waarvan een gelijk speelveld is gecreëerd voor alle potentieel belanghebbenden. Daarmee wordt ontoelaatbaar rechtstreeks in strijd gehandeld met Unierechtelijke en nationale mededingingsnormen, die in acht moeten worden genomen bij de eventuele verlening van schaarse vergunningen als waarvan in dit geval sprake is.

Voorts wordt evenmin voldaan aan de eisen die volgen uit het Verdrag van Aarhus / Richtlijn 2011/92 E – geschreven om bij te dragen aan de bescherming van het recht in een milieu te leven dat passend is voor persoonlijke gezondheid en welzijn – omdat niet, althans niet volledig, aan de in dat Verdrag en in die richtlijn genoemde vereisten wordt voldaan, in het bijzonder niet aan artikel 7 daarvan (inspraak betreffende plannen, programma’s en beleid betrekking hebbende op het milieu).

Alleen al uit het voorgaande volgt dat de gevolgde procedure en besluitvorming ondeugdelijk en onhoudbaar is. Op grond daarvan verzoek ik u namens cliënte hierdoor dan ook de verleende vergunning(en) voor realisatie en exploitatie van het windpark in te trekken en ingetrokken te houden.

Graag ontvang ik uw bevestiging van de goede ontvangst van dit e-mailbericht en de behandeling daarvan.

Voor zover nodig moet ik ook reeds nu wijzen op mogelijke aansprakelijkheid voor het rechtens onjuist (doen) besluiten en (laten) realiseren van windturbineparken, in casu specifiek met betrekking tot turbines van het windpark. Het is goed dit nu onder uw aandacht te brengen zodat er voor zover nog mogelijk verder geen onomkeerbare stappen worden gezet, zoals bijvoorbeeld het kappen van bomen voor de aanleg van bouwwegen, heien en storten van beton voor de funderingen en het verstoren van natuur(waarden), etcetera.

“”

 

Regels windturbines in strijd met Europees Recht (III)

Zoals in eerdere nieuwsberichten al aangegeven heeft de Grote kamer van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Nevele (C-24-19) arrest gewezen. Daarbij heeft het Hof zich uitgesproken over de uitlegging van de SMB-richtlijn 2001/42 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s. De vigerende jurisprudentie van de Raad van State op dit punt – met name kenbaar uit onderdeel 29 en volgende (inzake Windlocatie Battenoord met verwijzing naar D’Oultremont – zie ECLI:NL:RVS:2019:1064 lijkt hiermee definitief in een ander daglicht zijn komen te staan.

Bij brief van RvS d.d. 22 december 2020 heeft de Raad van State in verband met het Nevele-arrest een vijftal vragen geformuleerd. De vragen 1, 2 en en 5 zijn woordelijk gelijk aan een vergelijkbare behandeling van genoemde zaak met betrekking tot D’Oultremont. De vragen 3 en 4 zijn nieuw.

Namens appellanten in de zaak tegen de gemeente Houten is puntsgewijs een reactie geformuleerd. Deze reactie treft u hier aan. De conclusie is dat het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling kwalificeren als ‘plan’ of ‘programma’ in de zin van de SMB-richtlijn en vooraf MER-getoetst hadden dienen te worden in verband met de aanzienlijke milieugevolgen. Dat is niet gebeurd, zodat er sprake is van nietigheid of van vernietigbaarheid.

De Raad van State heeft datum behandeling vastgesteld op dinsdag 6 april 2021 vanaf 10.00 uur. In verband met coronamaatregelen is de zitting slechts beperkt toegankelijk. De Raad van State heeft aangekondigd dat de zaak via een livestream te volgen zal zijn. Kijk daarvoor op de website van de Raad van State. De zaak is 6 april 2021 live te volgen via deze link.

Voor meer informatie kunt u zich wenden tot Mr Peter A. de Lange.